Sint-Lievensmonstertoren

De Sint-Lievensmonstertoren in Zierikzee is het enige overblijfsel van de voormalige Sint-Lievensmonsterkerk. De kerk is tussen 1454 en 1530 gebouwd en in 1832 afgebrand. Alleen de toren heeft de brand overleefd. Het ontwerp van de kerktoren is van de Brabantse bouwmeester Andries I Keldermans (1400-1488). De toren had de hoogste van Nederland moeten worden, maar heeft de beoogde 130 meter nooit bereikt. Je kunt tegenwoordig de toren beklimmen en van het uitzicht genieten.

Plaats

Zierikzee

Bouwjaar

tussen 1454 en 1530

Architect

Andries I Keldermans

Bouwstijl

Gotiek

Vroegere functie

Kerktoren van Sint-Lievensmonsterkerk

Bijzonderheid

het had de hoogste toren van Nederland moeten worden

In handen van Monumentenbezit

Sinds 2016

Rolstoeltoegankelijk

Ja, begane grond

Bezoekersinformatie

Je kunt de toren bezoeken via cultureel centrum Centree.

Bezoekadres:

Kerkplein 2, 4301 EE Zierikzee

Het fundament van de Sint-Lievensmonstertoren werd gelegd in 1454, naar plannen van architect Andries I Keldermans. Nadat de bouw enige tijd had stilgelegen, waarschijnlijk vanwege de stadsbrand van 1466, werd er vanaf circa 1470 zonder onderbreking verder gebouwd.  

De Sint-Lievensmonstertoren bestaat uit enkele miljoenen bakstenen. De buitenkant is bekleed met verschillende soorten natuursteen. Tijdens de bouw van de toren werd het natuursteen uit allerlei gebieden aangevoerd. Zo werd voor de steunberen en pinakels de Vlaamse witte arduin of Ledesteen gebruikt. Vanaf ongeveer 1490 werd Bentheimer zandsteen verwerkt uit het gelijknamige graafschap. Ook werd een blauwe kolenkalksteen gebruikt, die afkomstig is uit de Henegouwse groeven van onder andere Écaussinness. Deze steen wordt aangeduid als blauwe arduin of Escosijnse steen. 

Na het overlijden van Andries I Keldermans, wordt zijn zoon Anthonis I aangesteld als bouwmeester. Omstreeks 1506 had de toren bijna de huidige hoogte, 62 meter, bereikt. Dat was nog niet de helft van de geplande 130 meter. Anthonis I Keldermans overleed in 1512, maar werd pas in 1529 opgevolgd door zijn zoon Rombout II Keldermans. Vermoedelijk had de stad toen pas weer genoeg financiële middelen om de bouw van de toren voort te zetten. Hij maakte een ontwerp voor een kroonlijst, een balustrade en een torenspits. Rombout II overleed echter al in 1531. Een geschikte opvolger werd niet gevonden en het ontwerp werd, afgezien van het aanbrengen van een overstekende zandstenen kroonlijst, niet verder uitgevoerd. 

 

Hoewel de Sint-Lievensmonstertoren nooit de beoogde hoogte heeft bereikt, heeft de toren veel functies gehad die samenhangen met de hoogte. Naast klokkentoren, had de toren ook verscheidene maatschappelijke functies. Zo heeft de toren onder meer dienstgedaan als walbaken voor schepen en als uitzicht- en wachtpost en werden de klokken niet alleen geluid om aan te geven dat de kerkdienst op het punt van beginnen stond, maar ook om te waarschuwen. 

In de Staatsregeling van 1798 werd vastgelegd dat kerktorens vanwege hun maatschappelijke functies onder de zeggenschap van de lokale overheid zouden komen te vallen. De Sint-Lievensmonstertoren werd hiermee eigendom van de gemeente Zierikzee. 

In de Franse Tijd heeft boven op de toren een tijd een seintoestel opgesteld gestaan. In 1867 diende de toren als opslagplaats voor petroleum. In 1910 werd de omgang tussen de traptoren en de kap in gebruik genomen als wachtlokaal voor de marine. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de toren door Duitse militairen gebruikt als uitkijkpost. Na de Watersnoodramp van 1953 werden er op de toren twee korfvormige antensens geplaatst voor een radiotelegrafische verbinding met Goes. 

 

De Commissie voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst is in 1874 opgericht. Het College der Rijksadviseurs bestond onder meer uit Victor de Stuers en Pierre Cuypers. Op 19 augustus 1875 brachten De Stuers en Cuypers een verslag uit over de Sint-Lievensmonstertoren. Volgens De Stuers en Cuypers verkeerde de toren in erbarmelijke toestand. 

De gemeente Zierikzee kon de hoge onderhoudskosten niet meer opbrengen. Daarop verzocht de gemeente Zierikzee in 1879 het Rijk om de toren over te nemen. Onder voorwaarde dat de gemeente de helft van de geraamde restauratiekosten voor haar rekening zou nemen. Op 23 mei 1881 stemde de gemeenteraad van Zierikzee hiermee in, en op 1 januari 1882 werd de toren aan het Rijk overgedragen. E.J. Margry werd aangesteld als architect. Cuypers trad op als toezichthouder. Toen Margry in 1891 overleed, volgde Cuypers hem op als architect. De restauratie zou aanvankelijk tien jaar duren, maar liep uit tot 1899. 

In 1957 begon men met de restauratie van de toren om de door beschietingen tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstane schade te herstellen. Het schadeherstel duurde tot 1972. Hierbij heeft men onder andere de bovenzijde van de steunberen opnieuw opgetrokken en werden vele natuurstenen details hersteld. Boven op de toren werd een windvaan in de vorm van een schip geplaatst. Ter afronding van de restauratie werd op kosten van de staat een plantsoen rond de kerk aangelegd. 

In 2016 is de toren overgedragen aan Monumentenbezit. De toren kampte met diverse gebreken. Zo ontbrak er op verschillende plaatsen voegwerk, was natuursteen aangetast en had het glas-in-lood aandacht nodig. Tot en met september 2019 zijn de zuid- en westzijde van de toren (de twee zijden met het grootste schadebeeld) aangepakt. De gevels werden geheel voorzien van steigers, om zo het metsel- en voegwerk te herstellen. Ook zijn diverse natuurstenen onderdelen aangepakt en zijn de glas-in-lood panelen opnieuw verlood. Tenslotte is ook de omloop voorzien van een nieuwe dakbedekking. In 2022 werd de toren geopend voor het publiek. Met een volgende onderhoudsperiode zullen werkzaamheden aan de noord- en oostgevel worden uitgevoerd.

Ga naar de bovenkant