Mariahoeve
De Mariahoeve uit 1933 is een boerderijcomplex in de stijl van de Delftse School. De architect M. Gerritzen had het ideaal dat ‘de bouw moest passen in het landschap’. Het resultaat is een uit Friesland afkomstig boerderijtype dat bestaat uit een kop, hals en romp: de kop-hals-rompboerderij. Vanuit de lucht gezien zou de bouw van het woonhuis met aangrenzende boerderij op de vorm van een liggende koe lijken. Zowel het exterieur als het interieur is met oog voor detail ontworpen. Dit is goed terug te zien in onder andere de originele voordeur met smeedijzeren beslagwerk. Het interieur en de oorspronkelijke indeling bevinden zich nog vrijwel geheel in oorspronkelijke staat.
Plaats
Hazerswoude
Bouwjaar
1933
Architect
M. Gerritzen
Bouwstijl
Delftse School
Opdrachtgever
De familie Gerritzen
Vroegere functie
Boerderij met boerenwoning
Bijzonderheid
Representatief voorbeeld van een kop-hals-rompboerderij
In handen van Monumentenbezit
Sinds 2020
Bezoekersinformatie
De Mariahoeve in Hazerswoude wordt particulier bewoond en is daarom niet toegankelijk.
Adres:
Hoogeveenseweg 14, 2391 NR Hazerswoude-Dorp
Het boerderijcomplex ‘Mariahoeve’ dateert uit 1933 en is ontworpen in de stijl van de Delftse School. De boerderij is een representatief voorbeeld van een kop-hals-rompboerderij uit de jaren 30 van de twintigste eeuw. Uniek is het nagenoeg gaaf bewaarde interieur met oorspronkelijke indeling en diverse details, waaronder de originele voordeur met smeedijzeren beslagwerk. Het pand is opgetrokken in rode baksteen (kruisverband) met strekken boven de vensters, segment- en rondboogvormige ontlastingsbogen. De kopgevels zijn afgewerkt met vlechtwerk. Tegen de achtergevel bevindt zich een kleine uitbouw onder lessenaarsdak, voorzien van twee opgeklampte deuren. De ene ruimte bevat een w.c., de andere is het kookhok voor het veevoer.
De architect is de Delftse architect ir. M. Gerritzen (1902-1990). Als aannemer trad dhr. G. de Bont op. De architect kwam tijdens zijn studie bouwkunde aan de TU te Delft sterk onder invloed te staan van prof.ir. M.J. Granpré Molière. Deze was tussen 1924 en 1953 hoogleraar bouwkunde en de belangrijkste voorman van deze architectuurstroming, waarbij veel belang werd gehecht aan traditionele waarden en vormen uit het verleden. Belangrijke inspiratiebron was de inheemse (landelijke) baksteenarchitectuur, waarbij Gerritzen heeft gekozen voor een in oorsprong uit Friesland afkomstig boerderijtype. Hij heeft zich tot in de kleinste details beziggehouden met het totaalontwerp van zowel in- als exterieur. Hierbij is veel aandacht besteed aan de hoge ambachtelijke kwaliteit van de uitvoering, zoals ondermeer blijkt uit het gebruik van handgesmede nagels. Het ideaal wat hem hierbij voor ogen stond was dat ‘de bouw moest passen in het landschap’ en ‘de boer als volwaardig mens’ te beschouwen en niet als slaaf van de maatschappij’ (vriendelijke mededeling Mw. Gerritzen). Het ontwerp voor het in oorsprong gemengde bedrijf is dan ook in overleg met de uit Zeeland afkomstige pachter tot stand gekomen. (bron: monumentenregister)