Stadskasteel Zaltbommel

Dit opvallende pand in het centrum van Zaltbommel was ooit het woonhuis van de beruchte Gelderse veldheer Maarten van Rossem (ca. 1490-1555). Het Maarten van Rossemhuis is omstreeks 1535 gebouwd. Van Rossem liet het voorzien van overvloedig renaissance-beeldhouwwerk. Het pand heeft een opvallend decoratief uiterlijk met torens en kantelen, waardoor het de bijnaam Stadskasteel Zaltbommel heeft gekregen. Tegenwoordig is het Stadskasteel een museum.

Plaats

Zaltbommel

Bouwjaar

Omstreek 1535-1540

Bouwstijl

Late-gotiek / vroege renaissance

Opdrachtgever

Maarten van Rossem

Restauratie-architect

Pierre Cuypers

Oorspronkelijke functie

Woonhuis

Bijzonderheden

Beeldhouwwerk in vroege renaissancestijl

Rolstoeltoegankelijk

Nee

In handen van Monumentenbezit

Sinds 2016

Bezoekersinformatie

In het Maarten van Rossemhuis is het Museum Stadskasteel Zaltbommel gevestigd. De collectie van het museum geeft een beeld van de geschiedenis van Zaltbommel, de Bommelerwaard en het leven en werk van de in Zaltbommel geboren illustrator Fiep Westendorp. Het museum wordt beheerd door de Stichting Stadskasteel Zaltbommel.

Bezoekadres:

Nonnenstraat 5 – 7, 5301 BE Zaltbommel

Omstreeks 1500 stond er op de plek van het huidige Stadskasteel al een gebouw. Dit gebouw werd tussen circa 1537 en 1540 verbouwd. Het huidige Stadskasteel bestaat uit een rechthoekig hoofdgebouw, waarvan de lange zijde aan de straat staat, en heeft een uitbouw aan de achterzijde (tuinzijde).

De hoofdvleugel is twee bouwlagen hoog en wordt geflankeerd door trapgevels met op de hoeken arkeltorentjes. Het benedenvertrek dat iets hoger ligt dan de poortdoorgang, geeft rechtstreeks toegang tot de trap. Dat doet vermoeden dat zich daar ooit een traptoren bevond met een wenteltrap. Die traptoren is vergroot tot een rechthoekige uitbouw, zodat er mee ruimte was voor de trap. Daar is een tweede uitbouw aan toegevoegd, waardoor de poortdoorgang langer werd en daarboven ruimte kwam voor enkele kleine vertrekken. In beide delen van de uitbouw is vroegrenaissancebeeldhouwwerk aangebracht. Dit dateert stijlkundig onmiskenbaar van het tweede kwart van de 16de eeuw, uit de tijd van Maarten van Rossem.

Maarten van Rossem had geen wettelijke nakomelingen, waardoor het Stadskasteel na zijn dood in het bezit kwam van zijn zus en haar erfgenamen. In 1612 kocht Johan van Meteren pand. Hij liet enkele aanpassen aan het gebouw doen. Zo wijst ‘anno 1613’ boven de ingangspartij aan de straatzijde erop dat toen de huidige indeling van de poort is aangebracht. Ook de Adam-en-Eva-schouw is in zijn tijd vervaardigd.

Maarten van Rossem is vermoedelijk omstreeks 1490 geboren in de Bommelerwaard. Hij groeide op in een familie die van lage adel was. De familie Van Rossem was niet rijk, maar bezat wel een klein kasteel in Rossem. Maarten van Rossem is vooral bekend geworden door zijn veroveringen, plunderingen, en andere wapenfeiten.

In 1516 was Maarten van Rossem ruiter in het leger van Karel van Egmond, hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Van Rossem leverde aan diens kant strijd tijdens de Gelderse Oorlogen (1502-1543) tegen de Bourgondiërs en later tegen de Habsburgers. In 1518 kreeg hij Poederoijen in leenbezit. Hoewel het kasteel zelf een ruïne was, legden de opbrengsten van het land de basis voor de latere rijkdom van Van Rossem. Hij gebruikte een deel van zijn vermogen om andere bezittingen aan te kopen en zo zijn positie in de Bommelerwaard te versterken.

Vanaf 1523 werd Van Rossem ritmeester genoemd, wat inhoudt dat hij het bevel voerde over de ruiterij van Gelre. In 1528 werd hij maarschalk van het leger van Gelre. Als maarschalk kreeg hij 10% van de opbrengt van een expeditie. Dit stelde hem in staat het Stadskasteel in Zaltbommel te bouwen.

Onder Karels opvolger, Willem van Gulik, bleef Maarten van Rossem de legeraanvoerder van Gelre. Toen Gelre in 1543 werd onderworpen aan het gezag van keizer Karel V die daarmee hertog van Gelre werd, kwam Maarten van Rossem in dienst van het Habsburgse leger. In 1553 schopte hij het tot gouverneur van Luxemburg en graaf van Chimay. Tijdens de beveiliging van de aanleg van een fort aan de Maas werd hij ziek. Hij overleed op 7 juni 1555.

Het huis bleef tot ver in de 19de eeuw bewoond, al is er weinig bekend over de eigenaren. Wel is op tekeningen uit de 19de eeuw te zien dat het kasteel vervallen was geraakt. De kwetsbare onderdelen, zoals de arkeltorens en het beeldhouwwerk, waren in de loop van de tijd verwijderd. Er groeide gras op het gebouw en het dak lekte.

De toenmalige eigenaar, Arie van Brakel, besloot het gebouw in 1881 voor de sloop te koop aan te bieden. Rijksambtenaar Victor de Stuers en architect Pierre Cuypers, beide leden van de Commissie van Rijksadviseurs voor Monumenten van Geschiedenis en Kunst, werden gealarmeerd door de lokale stadsarchitect Antonie Gulden. Alle drie waren ze van mening dat dit niet kon gebeuren. Vooral De Stuers sprong voor het Stadskasteel in de bres. Uiteindelijk werd het Stadskasteel na veel gesteggel één dag voor de geplande openbare verkoop aan het Rijk verkocht.

Vrijwel direct werd begonnen met de restauratie. Het pand werd herbestemd tot kantongerecht. De restauratieplannen zijn gemaakt door Cuypers. Het dak werd geheel vernieuwd en de torentjes werden weer voorzien van een spits. Het dagelijkse toezicht van de restauratie was in handen van Gulden. Hij ontwierp in 1908 de vrijstaande beheerderswoning in de tuin van het Stadskasteel. In januari 1934 werd het kantongerecht opgeheven. Na een verbouwing werd het pand in 1937 in gebruik genomen door de Oudheidkamer. Tegenwoordig is het Stadskasteel een museum en de beheerderswoning een museumwinkel en café.

Sinds 2016 is het Stadskasteel in bezit van Monumentenbezit. In 2024 werd tijdens metsel- en voegwerkherstel aan de buitenzijde op de eerste verdieping een schietgat ontdekt. Op de begane grond werd in de zijgevel van de achteruitbouw aan de buitenzijde een kamertje ontdekt.

Ga naar de bovenkant