Statencollege Hoorn
Dit Rijksmonument is in de 17de eeuw gebouwd als Statencollege voor de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier. Tegenwoordig maakt het onderdeel uit van het Westfries Museum. Samen vertellen de collectie en het gebouw het verhaal van de 17de eeuw. Oorspronkelijk stonden op deze plek meerdere huizen, waaronder één van de eerste stenen huizen van Hoorn: het Proostenhuys. De laatmiddeleeuwse gewelfkelder is een van de weinige overblijfselen van dit huis.
Plaats
Hoorn
Bouwjaar
1631-1632
Bouwstijl
Hollandse renaissance
Opdrachtgever
Gecommitteerde Raden
Vroegere functie
Statencollege
Bijzonderheid
De stadswapens van de 7 betrokken steden
In handen van Monumentenbezit
Sinds 2016
Rolstoeltoegankelijk
Ja, na de restauratie
Bezoekersinformatie
In het voormalige Statencollege is sinds 1880 het Westfries Museum gevestigd. Tot medio 2027 is het museum gesloten vanwege een ingrijpende restauratie en vernieuwing.
Bezoekadres:
Roode Steen 1, 1621 CV Hoorn
Op de plek van het voormalige Statencollege Hoorn stond tegen het einde van de 14de eeuw het ‘Grote Stynhuys’ (grote steenhuis). Dit huis was eigendom van Gijsbert van Nijenrode, baljuw van West-Friesland, Kennemerland en Nieuwburg. In 1396 gaf hij het huis in leen aan zijn neef Jan Claeszoon, op dat moment schout van Hoorn. Een deel van de huidige overwelfde kelder is een overblijfsel van dit grote steenhuis.
Naast dit stenen huis werd in 1425 een tweede stenen huis gebouwd. Het huis was gebouwd in opdracht van Andreas Vierclen en werd oorspronkelijk ‘Het Hoge Huys’ genoemd. De bouwheer, Andreas Vierclen, aanhanger van de Hoekse partij, bouwde dit versterkte huis ter bescherming tegen de overwegend Kabeljauwse burgerij van Hoorn. Later kreeg het huis de naam ‘Proostenhuys’, vernoemd naar de functie van degene die het pand tussen 1450-1460 bewoonde. Deze bewoner, Philips van Wassenaer, was proost (afgezant) van het bisdom Utrecht. Van Wassenaer gebruikte het pand als ambtswoning.
Toen het Hoornse stadsbestuur in 1572 protestants werd, moest de proost de stad verlaten. In 1573 nam het College van Gecommitteerden van West-Friesland en het Noorderkwartier, het dagelijks bestuur van de Staten van Noord-Holland boven Amsterdam, zijn intrek in het gebouw. Er werden plannen tot uitbreiding gemaakt. De huizen aan de Roode Steen, het centrale plein van Hoorn, en het Proostenhuys werden opgekocht en vervolgens gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. In 1631-1632 verrees het nieuwe complex op deze plek.
In 1729 werd het pand gemoderniseerd. De bestaande muur met poort aan de Roode Steen werd gesloopt om plaats te maken voor een smeedijzeren hek, gemaakt door J. Uljé. In 1775 werd de gevel aan het voorplein vervangen door een gevel van dezelfde soort natuursteen als de pronkgevel. In 1787-1788 werden twee buurpanden aangekocht met als doel het Statencomplex te vergroten. De beide aangekochte huizen kregen in 1789 één nieuwe voorgevel naar ontwerp van Leendert Viervant.
Het Statencollege werd na de Franse invasie van 1795 opgeheven en het gebouw werd eigendom van de Bataafse Republiek. In 1817 werd de voormalige zetel van de Gecommitteerde Raden door de Staat der Nederlanden aan de gemeente Hoorn afgestaan en kwam na ruim twee decennia leegstand de arrondissementsrechtbank in het pand. Zestig jaar later kwam hiervoor een kantongerecht in de plaats, dat een deel van de vertrekken in gebruik nam. Het pand werd wederom eigendom van de Staat. In de ongebruikte vertrekken kwam vanaf 1879 een museum voor plaatselijke kunstvoorwerpen. Tussen 1908 en 1911 vond er ingrijpend herstel van het museumgebouw plaats. Hierbij werden de voorgevel en de fundamenten afgebroken en in beton en hardsteen heropgebouwd. De kruisvensters werden gereconstrueerd en de oorspronkelijke leeuwsculpturen werden teruggeplaatst.
In 1932 werd het gehele gebouw bestemd als museum. In de jaren 1950-1960 vond een ingrijpende restauratie plaats. Tijdens de werkzaamheden werden twee kelders aangetroffen die waarschijnlijk onderdeel waren van het Proostenhuys. Ook stuitte men op fundamenten van het Grote Stynhuys. Sinds 2016 is het pand in bezit van Monumentenbezit.
Het Statencollege is in Renaissancestijl opgetrokken. Deze bouwstijl is in Nederland ongeveer tussen 1530 en 1650 toegepast en komt oorspronkelijk uit Italië. De Hollandse Renaissancestijl kenmerkt zich door het gebruik van zuilen, frontons en ornamenten zoals rolwerk en cartouches. Het pand uit 1631-1632 is rijk geornamenteerd met pilasters met Dorische, Ionische en Korintische kapitelen. De zetel van het College van Gecommitteerden van West-Friesland en het Noorderkwartier moest gezag uitstralen.
Opvallend aan de natuurstenen voorgevel het voormalige Statencollege Hoorn, zijn de zeven gebeeldhouwde leeuwen op de hoeken van de trapgevel. Elke leeuw houdt een stadswapen van de zeven steden vast die vertegenwoordigd waren in de Gecommitteerde Raden. Deze steden waren Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Medemblik, Monnikendam en Purmerend. De luiken zijn geel en blauw, de kleuren van het wapen van West-Friesland. Het wapen van West-Friesland is centraal in de voorgevel geplaatst.
Helemaal bovenin is het wapen van Frederik Hendrik (1584-1647) zichtbaar, geflankeerd door Romeinse soldaten. Frederik Hendrik was stadhouder ten tijde van de bouw van het Statencollege en lid van de Orde van de Kousenband. Om het wapen heen staat de wapenspreuk van deze Orde, ‘Honi soit qui mal y pense’ (‘schande voor wie er kwaad van denkt’).